
Maurice Duruflé (1902-1986): Requiem Op.9/ Messe «Cum Jobilo» Op.11/ 4 Motets.../ Notre Père/ Anne Sofie von Otter, mezzo/ Thomas Hampson, baryton/ Marie-Claire Alain, orgue/ Orfeon Donostiarra (dir. J.A. Sainz)/ Orchestre du Capitole de Toulousse/ Michel Plasson, direction (EMI, ©1999).
Naar mijn smaak een der mooiste producties met werk van Duruflé. Er wordt geïnspireerd gespeeld en hemels gezongen. Fabelhaft, deze zeer Franse uitvoeringen. Zelfs Von Otter en Hampson komen los van hun noordelijke roots onder leiding van de talloos keren gelauwerde Michel Plasson, die ZIJN orkest wereldfaam bezorgde onder andere musici en orkestleiders. Het orkest werd een begrip. Een goed voorbeeld van hoe belangrijk een (vaste) dirigent kan zijn.
Thomas Beecham, Bernard Haitink, Charles Dutoit en zelfs een Herbert von Karajan en noem maar op, waren niet a
slechts orkestbouwers maar ook bouwers en hoeders van het orkesteigenklankkararakter. In deze tijd van kortlopende contracten, flitstransfers, overwegende gastdirigentschappen en veelvuldige freelancing is een gestage, degelijke, op de toekomst gerichte lange termijn orkest- en répertoireopbouw steeds zeldzamer aan het worden, Dat in combinatie met de internationale mobilteit van dirigenten èn musici, doet veel orkesten hetzelfde klinken. De herkenbare eigen orkestklank verliest steeds meer terrein en wordt een zeldzaamheid. Zonder intensief en langjarig aan de orkesten verbonden bouwende dirigenten smaakt het orkestlandschap binnenkort naar een echte eenheidsworst.