Een beetje moeizame discussie hoor. Zo weet ik zeker dat mijn computer met DAC beter klinkt dan de eerder geneodme Philips 312 met GP400 draaitafel. Dat mag ook wel want daar zit ook tien keer zoveel geld in en is 40 jaar later ontworpen. Mijn draaitafel klinkt echter net zo muzikaal als mijn DAC, maar mijn draaitafel kost nog weer meer dan mijn DAC. Ze klinken beiden anders en daar zijn redenen voor:
Vinly: bij het snijden van een lakplaat (waar uiteindelijk de metalen plaat van wordt gemaakt die bij het persen wordt gebruikt) moet de technicus rekening houden met heel veel beperkingen. Op de eerste plaats wordt het hoog volgens een specifieke grafiek - de zogenaamde RIAA curve- versterkt. Dat moet door jouw versterker weer precies zo verzwakt worden waarmee dan ook meteen de ruis van de plaat wordt verzwakt. Vervolgens wordt het
laag mono gemaakt. Dit omdat anders de groeven veel te veel van links naar rechts en terug slingeren. Niet alleen kan er dan veel minder muziek op een plaatkant, goedkopere draaitafels kunnen dat ook niet aan waardoor klanten gaan klagen. Vaak wordt er nog wat aan de dynamiek gedaan om vergelijkbare redenen. Dan moet er met een dure snijbijtel in de lak gesneden worden. Die kostbare bijtel heeft een beperkte levensduur en de eerste lakplaat kan nog last hebben van een te scherpe bijtel terwijl aan het einde van het bijtelleven het hoog natuurlijk terug loopt. Om niet een ellenlang verhaal te krijgen laat ik de kwaliteit van de snijtafel (lagerspeling bijvoorbeeld) en snijversterker (buizen of transistors) maar even links liggen. Maar het feit dat dezelfde snijtafel in een trillingsvrije omgeving betere platen snijdt, zegt al wat.
Van die lakplaat wordt via een galvanoproces een afdruk gemaakt in metaal en daar worden weer kopieën gemaakt voor de perserij. Ook daar zijn mechanische en chemische processen die allemaal meer of minder fout kunnen gaan. Zie
http://tinyurl.com/8vcgwke.
De meeste draaitafels hebben een arm die op één punt scharniert waardoor de naald bijna nooit loodrecht op de groef staat. Die arm moet het element op vaste hoogte boven de plaat houden zodat alleen de naald en de cantilever (het staafje waaraan de naald zit) bewegen. Ook als de plaat niet helemaal vlak is (het gat van de plaat zit overigens ook nog wel eens niet in het midden, maar dat is weer een ander probleem). Hiervoor moet de massa van de toonarm zo zijn dat de stugheid van het rubbertje waarin de cantilever is gemonteerd de arm op de juiste hoogte houdt bij ge gespecificeerde naalddruk. Als het te stug is, dan kunnen hoge tonen niet goed worden afgetast. Menno noemde de rumble (het probleem in het laag al) en zo zijn er nog wel meer technische uitdagingen aan een draaitafel
Het is dan ook een godswonder dat een plaat zo goed kan klinken.
Bj digitaal wordt alles boven een bepaalde frequentie weggefilterd (alles boven de halve sample frequentie min een beetje 20.000 Hz bij cd). Vervolgens wordt er een aantal keer per seconde gemeten hoe sterk het signaal is. Bij cd's is dat 44.100 keer per seconde. De signaalsterkte wordt vervolgens van analoge waarden omgezet in binaire (digitale in de volksmond) getallen. Bij de cd worden 16 bits gebruikt waardoor er iets meer dan 65000 'volumestapjes' zijn. Bij weergave gaat het digitale signaal naar een omzetter die er weer analoge stroompjes van maakt maar om vervorming te voorkomen moet op dezelfde frequentie gefilterd worden als bij opname: 20 kHz. Als dat perfect gebeurt, dan krijg je wetenschappelijk bewijsbaar exact hetzelfde signaal terug.
.
Maar helaas is het (nog?) niet mogelijk dit perfect te doen. Filters hebben altijd invloed op stijgtijd en fase. Filters kunnen zelfs wat uitslingering veroorzaken zodat er een signaal komt dat luider is dan de schakelingen aankunnen. Bovendien moet bij opname precies op tijd gemeten worden en bij afspelen moet die waarde precies op tijd worden weergegeven. Dat lukt eigenlijk nooit 100% perfect, hoewel het bij echt goede apparaten wel bijna goed gaat. Techneuten noemen dit jitter. Zie
http://tinyurl.com/98c8kzq voor een wat uitgebreidere beschrijving van jitter. Overigens kent ook vinyl een tijdsgebonden probleem in de vorm van wow & flutter, jank en vibrato in goed Nederlands.
Met andere woorden, beide systemen zijn niet perfect en hebben op andere manieren problemen met andere tekortkomingen. Aan de stereo plaat is nu ruim vijftig jaar ontwikkeld terwijl digitaal er nog geen dertig jaar is. De platenspelers van de eerste twintig jaar waren ook om te huilen. De platenspeler is wel zo'n beetje uitontwikkeld terwijl er bij digitaal nog wel wat ontwikkelingen zijn. Zo kun je 96 of 192 kHz bestanden gebruiken. Niet in de eerste plaats omdat je dan hogere frequenties kunt weergeven maar omdat filters dan makkelijker goed kan laten klinken.
Sorry, het is weer een lang verhaal, maar ik moest het even kwijt
PS: de bandrecorders hierboven kennen ook problemen: de relatief smalle sporen veroorzaken ruis die met ruisreductie kan worden gereduceerd. Maar dat heeft weer effect op de transiëntweergave. Dan hebben de 'koppen' vaak last van 'kopspiegelresonanties' die ervoor zorgen dat het laag niet strak is (doet een beetje denken aan het effect van een filter). Ook is het frequentiebereik vaak beperkter dan de 10 octaven die wij voor hifi willen (10-20.000 Hz). Verder kunnen geluidsbanden door minder dan perfecte opslag opslag hoog verliezen en rare echo effecten krijgen. Ook weer een wondertje dat het zo goed kan klinken....