Als het toch opeens over stemmen van instrumenten gaat
en voor degene die dit interessant vinden (mijn excuses voor het off-topic gaan hier)
met piano's zie je wel eens een stemapparaat om de tonen binnen 1 octaaf (c-c') te stemmen, de andere octaven worden vervolgens op het gehoor daarvan afgeleid.
Bij kerkorgels is het een heel ander verhaal. Die zijn meestal niet op 440 qua toonhooge maar kunnen afwijken ergens tussen 415 en 457. Nu is dat niet zo'n probleem voor een stemapparaat. Maar er zijn meerdere stemmingen die gebruikt kunnen worden. Bij een piano is dit bijvoorbeeld gelijkzwevend, alle quinten zijn evenredig verdeeld. Maar bij 'oude' toetsinstrumenten (clavecimbels, orgels etc) kunnen oudere stemmingen worden gebruikt(Werkmeister III, middentoon etc). Er zijn ook wel apparaten voor die dat kunnen maar zie ik vooral gebruikt door mensen die vb een kistorgel moeten stemmen (en dat gebeurd soms meerdere malen per week als er verschillende concerten met andere stemmingen zijn), dus die gebruiken dat om in een redelijke tijd het orgel gestemd te krijgen.
Bij grote kerkorgels wordt meestal op gehoor gestemd. Er wordt eerst een octaaf gestemd (er zitten 1200 'cents' in een octaaf) van het prestant register en daarvan worden de andere tonen weer afgeleid. Vervolgens worden alle andere registers 1 op 1 gestemd op het prestant register (een paar kleine uitzonderingen daar gelaten, maar dat wordt te technisch).
en de perceptie van of iets klopt of niet is erg relatief tov van de toonsoort. (wat marco ook aangaf) met onze stem corrigeren we dat automatisch, bij blaasinstrumenten en anderen zonder vaste tonen moet de speler dit op zijn gehoor doen en naar gelang de toon iets hoger of lager spelen.
Je kan dus niet zeggen dat een bepaalte toon in een context (toonsoort) precies die toonhoogte heeft.
Het is dus allemaal een beetje relatief.
Het probleem zit hem vooral in de pythagorese komma. via google kun je hier meer info over vinden. Erg interessante theorie ook als je een beetje van wiskunde houd.